Nederlandse Verlichting? Europese Verlichting? In het verlichte debat over
theologie en filosofie in Nederlandse recensietijdschriften wordt de Duitse
invloed zichtbaar:
VIKTORIA FRANKE
Een gedeelde wereld?
Duitse theologie en filosofie in het verlichte debat in Nederlandse recensietijdschriften, 1774-1834.
De Verlichting in Nederland zou vooral onder Franse invloed hebben gestaan. In
de tweede helft van de twintigste eeuw kwam er meer aandacht voor het eigen
karakter ervan. Tegelijkertijd drong het besef door dat ze verwantschap
vertoonde met die in Duitsland en Engeland, maar omdat het onderzoek zich
voornamelijk op de Angelsaksische wereld richtte, bleef de invloed vanuit
Duitsland onderbelicht.
De onderhavige studie naar de doorwerking van Duits gedachtegoed in Nederland
rond 1800 draagt bij aan de opvulling van deze lacune. Ze zoomt in op de
receptie van de Duitse, protestantse verlichte theologie, de zogenaamde
neologie, en van de Duitse filosofie, met name de Kantiaanse, in Nederlandse
algemeen-culturele recensietijdschriften; ze reconstrueert het verlichte
debat, dat daar over de ontwikkelingen in de genoemde gebieden van wetenschap
werd gevoerd.
Voor een goed begrip is echter niet alleen een inhoudelijke analyse van het
debat noodzakelijk, maar tevens een formeel-technische: daarom wordt uitvoerig
ingegaan op de recensiepraktijk in de onderzochte tijdschriften, de
Nederlandsche resp. de Vaderlandsche Bibliotheek (1774-1811), de Schouwburg
van in- en uitlandsche Letter- en Huishoudkunde (1805-1810) en de Recensent,
ook der Recensenten (1806-1850), maar ook op die in de achttiende eeuw
überhaupt. Zo kan het diepgaande conflict worden blootgelegd over de
vraag, welke plaats het christendom in de samenleving mocht innemen, dat die
tijd kenmerkte.
Er stonden in Nederland, net als in Duitsland, twee groepen verlichters
tegenover elkaar: aan de ene kant de zogenaamde
‘supranaturalisten’ die de bijbel als fundament voor de
samenleving wilden behouden en de inzichten uit de historisch-kritische
bijbelwetenschap voorzichtig en geleidelijk in de theologie wilden invoeren,
en aan de andere kant de ‘rationalisten’ (de neologen en de
Kantianen) die geen speciale plaats meer voor het christendom in de
samenleving zagen weggelegd en die van mening waren dat filosofie en theologie
op gelijke hoogte stonden.
De eerste groep vormde een minderheid; de tweede een meerderheid. De
opvallende overeenkomsten in de ontwikkeling van de verlichte, protestantse
theologie in beide landen, bevestigen eens temeer dat de Nederland en
Duitsland rond 1800 eeuw nog geen volledig gescheiden cultuurgebieden waren.
Pas vanaf de vroege Duitse Romantiek en met het Duitse idealisme gingen
Duitsland en Nederland eigen gescheiden wegen.